Blogarchief

Nieuwjaarswens

Het jaar nadert alweer zijn einde. Het aftellen is begonnen. Een tijd om terug te kijken. Terug te blikken op wat er het afgelopen jaar goed is gegaan. Of juist fout. Om stil te staan bij waar het in het leven werkelijk om gaat. Extra te denken aan wie ons lief zijn. Of aan wie we missen. Een tijd ook waarin we ons, al of niet in gezelschap van een goed glas wijn, mogen verliezen in een dromerig, filosofisch gepeins. Waarom juist deze dagen daarvoor geschikt zijn zal altijd wel een raadsel blijven. Misschien is het voorbestemd. Mogelijk komen er rond de donkere dagen voor de Kerst deeltjes in de kosmos vrij die ons in een melancholie doen geraken die zelfs de grootste schurk overvalt. Maar in het nieuwe jaar gaan we weer over tot de orde van de dag. Vergeten we onze goede voornemens. Alsof ze zijn verdwenen in de aarde, als een onzichtbaar zaad, om een jaar later weer te mogen ontkiemen. Circle of life? Nee, eerder een goed boek dat blijft boeien tot blz. 365. Een boek waarvan het plot ons als altijd weer verrast. Ten goede of ten kwade. Ik wens iedereen voor het komende jaar weer een mooi verhaal toe. Spannend en goed geschreven. Waarin meegenomen de wens voor allen op een happy end.

Gerard Nanne


Van je familie moet je het hebben, van je vrienden ook

Sinds een paar weken is mijn thriller ‘Benauwd’ online beschikbaar voor de geïnteresseerden, en dat zijn er velen, zeker als het aan deze schrijver ligt. Hopelijk verschijnt hij in de loop van 2014 ook in alle boekwinkels van Nederland en België, al is mij onderhand duidelijk dat daar heel wat promotie bij komt kijken. Immers, het aanbod van (debuterende) schrijvers is overweldigend, en probeer dan maar eens als beginnend auteur een voet tussen de deur te krijgen bij gerenommeerde uitgeverijen, organisaties, tussenhandelaren en boekhandelketens. Deze laatste zin, weliswaar verkort,  was onderdeel van de speech die ik hield tijdens mijn officiële boekpresentatie afgelopen zaterdag 14 December, in bibliotheek Loosduinen, in Den Haag. Ik had goede hoop dat het een doorslaand succes zou worden, omdat ik veel mensen had uitgenodigd in de aanloop ernaartoe. Via Facebook, Twitter, Tenpages -een slordige 126 aandeelhouders- vrienden en collega’s van werk, en natuurlijk mijn gezin en naaste familie. Ik rekende op minstens 100 prominente gasten, had Marokkaanse hapjes en entertainment in de vorm van live muziek geregeld, aangezien ik een middag-vullend programma wilde maken. Aan het einde van de sessie was er uiteraard de mogelijkheid om te signeren, want laten we wel wezen: er moet ook geld in het laatje komen. Immers, wie veel boeken verkoopt, telt zwaarder mee, dan degene die roemloos blijft steken in de beginfase van een boekpromotie. Wie verdient, die blijft. Enfin, ik dwaal af. De live muziek bestond uit een professioneel duo dat jazzgitaar speelde en contrabas. Ik zette ze bij de grote kerstboom neer, vlak naast de ingang terwijl ik hoopvol richting entree keek, of de eerste gasten al binnen kwamen druppelen. En dat deden ze, geheel volgens afspraak. Ik zag veel bekende gezichten, vrienden die ik soms jaren niet had gezien -een andere zin die ik gebruikte tijdens mijn speech- en dat deed me wat. Mede door hun aanwezigheid werd het dan ook het succes waarop ik aanvankelijk had gehoopt: twee rijen enthousiaste gegadigden die zich voor mijn tafel verdrongen om een exemplaar van mijn hand te ontvangen. Maar er was ook mijn dochter van elf, die met een headset op, het eerste hoofdstuk uit mijn boek voorlas, met zoveel overtuiging en gevoel, dat ze spontaan een staande ovatie kreeg en mij een moment gaf dat ik mijn leven nooit zal vergeten. Een dergelijke ervaring sterkt me in de overtuiging dat je het zonder hulp van vrienden of familie simpelweg niet redt: nog een zin die ik gebruikte tijdens mijn speech.

Alexander Sascha Oppenberg


Inspiratie

Mensen gaan anders naar je kijken, heb ik gemerkt, als je eenmaal meer dan een boek hebt geschreven. Na het eerste boek kreeg ik vooral de vraag hoe ik op het idee kwam en waar ik mijn inspiratie vandaan haalde. Nu, na het derde boek voor volwassenen, denkt iedereen dat wel te weten: uit het leven zelf, en vaak uit gebeurtenissen waar ze zelf getuige van zijn. Vaak genoeg overkomt het me: er gebeurt iets geks, iemand zegt iets opvallends of op mijn werk krijg ik met een complexe zaak te maken, en dan is er altijd wel iemand die zegt: “O, jij ziet hierin natuurlijk wel materiaal voor in je boek!” Of mensen zijn bang dat hun uitspraken of  maffe gedragingen vroeg of laat letterlijk in een boek terechtkomen.
Nee dus. Helemaal niet. Ik haal mijn inspiratie niet uit mijn werk of mijn directe omgeving. Dat komt veel te dicht bij. Dat was tot voor kort althans mijn antwoord. Alleen kan ik dat na mijn derde boek niet meer met volle overtuiging zeggen. De inspiratie voor dit verhaal komt namelijk wel degelijk voort uit iets dat ik zelf heb meegemaakt. Nu werk ik niet met ambulancebroeders en ook niet met journalisten, rechercheurs of politici, zoals die in Broederdienst voorkomen. Waarschijnlijk zullen dus maar weinig collega’s de link leggen met wat ik overdag doe, als ik niet aan het schrijven ben. Maar toch is het zo. Een opmerking die iemand eens tegen me maakte in mijn vorige baan viel ineens op zijn plek toen ik in mijn huidige baan een rechtszaak bijwoonde. Ook die rechtszaak ging niet over ambulancebroeders, journalisten, rechercheurs of politici. Zo gaat het kennelijk, met die inspiratie van mij. Een losse opmerking, een gebeurtenis… en voor je het weet rolt er een moord uit.
De mensen in mijn omgeving kan ik daarom nog steeds geruststellen: zij zullen zichzelf heus niet terugvinden tussen de kaft van mijn boeken. Zo werkt mijn inspiratie niet.
En mocht ik wel gebruik maken van mensen uit mijn eigen omgeving (zoals in het verhaal waarmee ik nu bezig ben, waarin ik namen van bestaande personen gebruik, op hun uitdrukkelijke verzoek overigens), dan overleven de meesten niet meer dan een pagina of twee. Want zo werkt mijn inspiratie dan weer wel…

Ingrid Mulder


Trots

‘Mam, je boek is er!’
Het is halfeen ’s middags en dus halfzeven ’s ochtends in Connecticut, USA. Ik moet even lachen. Als je ervoor kiest om een jaar high school te gaan doen in Amerika dan is vroeg opstaan blijkbaar ineens geen probleem.  ‘Ik kreeg het net. Zit te ontbijten. Gefeliciteerd!!! Ziet er goed uit.’
Mijn verhaal is klaar, mijn dochter van 17 is net aan dat van haar begonnen. Nu was dat begin niet echt ‘om over naar huis te schrijven’, dus wat was ik blij dat we onbeperkt konden whatsappen en skypen. Al zou je haar op zulke momenten natuurlijk het liefst stevig in je armen houden. Maar ook dit hoort bij haar avontuur en, ondanks dat we haar echt niet aan haar lot over zouden laten, alleen zij kon beslissen hoe ze het probleem dat er was ging oplossen. Dat heeft ze gedaan. Heel vastberaden. En nu zit ze daar aan het ontbijt. Ze heeft het naar haar zin en gaat een prachtig jaar beleven.  ‘Neem aan dat alleen in dit boek ‘voor Freddy’ staat? Toch?’
‘Nee liefje, in alle boeken.’
Natuurlijk ben ik trots op mijn derde roman ‘Gestoord’, maar nog veel trotser ben ik op mijn dochter. Op hoe ze de wereld in gaat en daarin vertrouwt op zichzelf en op ons op de achtergrond. En dat mag iedereen weten.

Ellis Overbeek


Doorzetten

Ik hijgde, voelde het zweet op mijn rug staan terwijl de loopband me geen enkele genade toonde. Ik had hem dan ook zelf heel stoer op elf kilometer per uur gezet omdat ik vond dat ik dat wel aan moest kunnen. Mijn heupen en benen vertelden iets anders, maar eigenwijs als ik kon zijn, luisterde ik daar niet naar. Op de tv die aan de wand hing sprong een paard soepel over een enorme hindernis. Wauw. In een ver verleden reed ik wedstrijden op mijn lieve pony Pretnes. Springen deden we ook, maar we blonken samen uit in dressuur. Wat een succes waren we geweest. Wat een vertrouwen in elkaar. De liefde die ik met hem deelde. Elk weekend op wedstrijd. Mijn trotse ouders, gouden tijden. Ik was dertien toen ik hem kreeg. Vijfendertig was hij geworden, ik was bij zijn laatste adem, hield hem vast, kuste zijn fluweelzachte neus. Mijn dappere dier. Sentiment overviel me, trots, blij, dankbaar dat ik dat mee had mogen maken. Dat vertrouwen in elkaar, mens en dier. Niet in woorden uit te drukken. Hij was toentertijd mijn leven, mijn alles. Ik verplaatste mijn blik naar het lcd display van mijn eigen gekozen sadist. Ik had al honderd calorieën verbrand, maar wilde tweehonderd halen. Nog even doorzetten.

‘Goedemorgen, Lis,’ hoorde ik vrolijk naast me.
‘Hé, vriend,’ glimlachte ik naar Paul, die een fles water in zijn hand hield, handdoek over zijn schouder. Negenenzeventig jaar, maar niks geen geraniums. Gewoon bewegen, lekker doorgaan met leven. De duvel was oud.
‘Het is niet erg druk. Fijn,’ zei hij. ‘Maar jeetje, meisje, wat ga je hard! Dat redden deze benen niet meer, hoor.’
Dankbaar dat ik een excuus had om in looppas te gaan, stelde ik vijf kilometer per uur in. Ik snakte eigenlijk naar de cooldown. Hij vroeg waar mijn vriendin was waarmee ik altijd samen naar de sportschool ging. ‘Ziek,’ antwoordde ik. ‘En het was heel verleidelijk om ook niet te gaan. Ik gaf mezelf een schop onder mijn kont en hier ben ik dan.’
‘Doorzettingsvermogen, daar hou ik van. Trouwens,’  zei hij. ‘Ik heb je boek weer gekocht als verjaarscadeautje. Er werd me bij Stumpel verteld dat ze heel erg tevreden waren met de verkoop. Het was alweer uitverkocht, de laatste hebben ze uit de etalage moeten pakken. Bij Readshop De Wit lagen er nog maar drie hoorde ik van een vriendin.’
Blij werd ik van zulke berichten. Paul hield me vaak op de hoogte omdat hij in de smiezen hield hoeveel boeken er van mij in boekwinkels lagen. Ik was klaar voor vandaag en stapte van de hometrainer.
Twee keer per week deed ik dit mezelf aan omdat het simpelweg goed voor me was. Ik had een reumafactor in mijn bloed, had al de diagnose Fibromyalgie. Artrose, werd me ook al verteld. Jaja. Gewoon doorgaan, hoorde ik Paul zeggen. En gelijk had hij. Bewegen is goed. Stil zitten is achteruitgang. Maar ik redde me prima. Ik had een zittend beroep, urenlang achter de computer in verband met mijn uit de hand gelopen hobby: schrijven. Plotten verzinnen, snode plannen smeden, mensen vermaken met gruwelijkheden uit het donkere hoekje van mijn hoofd. De meest gestelde vraag: wanneer komt je volgende thriller? Gevolgd door: vertel eens, waar komt die duistere kant bij jou vandaan?
Mijn antwoorden? De volgende thriller verschijnt in het voorjaar van 2014. Verboden tranen wordt een vervolg op Virtuele tango. En ja, wederom met Sanne en Luca, het recherchestel dat niet alleen in mijn hart genesteld zat, maar ook bij lezers. En dat duistere kantje? Dat heeft iedereen. Ik schrijf het alleen maar op en heb er nog lol in ook! Oké, dat kost uren zitten, maar dat compenseer ik weer met de sportschool.

Melissa Skaye


Sfeerverslag Museummaandag

Het zal je gebeuren. Een door jou gecreëerde inspecteur die gevraagd wordt een moord op te lossen. Oké, een fictieve moord. Maar toch… Een inspecteur nota bene die door jou tot leven is gebracht. Die jij een gezicht hebt gegeven en eigenschappen hebt toebedacht die zo uniek zijn dat er onmogelijk een tweede van kan rondlopen. Toch liep hij er. Mijn inspecteur Benders. In levende lijve. Op het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Zo uit mijn boeken gelopen kuierde hij rond door de straten en steegjes van het Zuiderzeemuseum. Genietend van het prachtige weer. Genietend ook van de belangstelling die hij genoot van de bezoekers, die maar al te graag bereid waren hun hulp aan te bieden naar het zoeken van de moordenaar.
Van Urk naar Marken, naar Hindeloopen. Speurend rond de Markerhaven, waar de avond ervoor een brute moord had plaatsgevonden. Een man, een zekere Cornelis Z, 34 jaar, werd met ingeslagen schedel uit de haven gevist. Wie is de moordenaar? Dat was de hamvraag waar Benders met de deelnemers aan Museummaandag zich in mochten vastbijten. Ik moet zeggen, ze deden dat met verve. Het werd een puzzeltocht langs idyllische plekjes. Langs straten en pleinen, proevend van een sfeer waar alleen onze grootouders nog weet van kunnen hebben.  Dat het oplossen van een moord zoveel plezier kan geven, verbaasde zelfs mijn inspecteur. Na afloop vertelde hij mij ook dat het een geslaagde en leerzame dag was geweest. Met dank aan de bedenkers. Want dat mag ook weleens worden gezegd…

Gerard Nanne


Debuterend schrijver

‘Leuke hobby,’ zei ome Karel toen hij naast me zat tijdens de verjaardag van neef Pim. Ik mompelde een bevestiging. Ik had mijn mond nog vol met pudding uit een gedeeltelijk verruïneerde tompouce. Een meter verder stond mijn koffie op het salontafeltje. Het gebloemde kopje, waar tante Nellie in de haast een niet passend schoteltje bij had gevonden, stond mij uitdagend aan te staren. Ik wist het: zittend naast ome Karel, in een kring van uitgelaten familieleden, was het vrijwel onmogelijk om fatsoenlijk iets te consumeren.
Er volgde een dreun op mijn schouders waardoor het laatste restje tompouce in mijn keelgat schoot. Ome Karel begon op stoom te komen. ‘Neef Jack, een schrijver, hoe is het mogelijk,’ toeterde hij in mijn oor. Hij moest wel schreeuwen omdat opa Koomen juist een oude mop van stal had gehaald en nu het hardst om zichzelf lachte.  ‘Hoor je dat, vrouw?’
‘Ja ja, ik weet het,’ antwoordde tante Nellie gelaten. De hoogrode kleur op haar wangen maakte duidelijk dat de drukte haar teveel begon te worden. Ik hoestte een bevrijdende luchtstroom die de resten van mijn gebakje terug stuwde. Benauwdheid maakte plaats voor een dreigende kriebelhoest.
‘Legt het al in de winkel?’ dreunde ome Karel onverstoorbaar verder. Ik knikte bevestigend. Een hoestbui naderde. Hij legde een hand om mijn schouders en wenkte zijn broer Gerard die tegenover ons in de kring zat. Hij was eerder gekomen en zat daarom al aan de borrel. ‘Hij heeft een boek geschreven,’ schreeuwde Karel op mij wijzend. Gerard verstond het niet. Een spontaan ingezet vreugdelied verspreidde zich door de kamer. Daarop vormde Gerard met zijn hand een geluidstrechter en begon te praten. Ik zag het aan zijn lippen. De accordeon van buurman Joop haakte in op het gezongen lied. Hij trok en pompte aan het oude instrument alsof zijn leven ervan af hing. Eindelijk was het lied ten einde. Met een sissend geluid drukte hij de balg leeg en pakte daarna zijn derde pilsje.
‘Leuk hoor, een beroemdheid in de familie,’ hoorde ik Gerard opeens veel te luid zeggen.
‘En wat kost dat boek nou?’ De vraag kwam van neef Pim, die het gesprek had gevolgd.
‘Bijna negentien euro,’ antwoordde ik naar waarheid.
Hij zakte onderuit op zijn stoel en staarde calculerend voor zich uit. ‘En hoeveel denk je er te verkopen?’ vroeg hij dan.
Ik haalde mijn schouders op. Toen ik tegen tien uur afscheid nam, was mijn ster al stijgende. Ze hadden een schrijver in de familie.

Jack Molenaar


Ik hou van alle vrouwen

“Wat maak jij me nou?” vroeg een goede vriendin van me, een half jaar geleden. Ik had net vol trots op mijn site gezet dat mijn nieuwe thriller “De val van ‘74” ging heten, het WK voetbal in dat jaar als thema heeft en ergens in december uit zou komen.
“Een boekje over voetbal,” zei die goede vriendin, “lekker dan, voor ons vrouwen.” Ons vrouwen. Tsja, die hebben inmiddels inderdaad de boekenwereld totaal overgenomen. Vrouwen lezen de meeste boeken, vrouwen kopen de meeste boeken en vrouwen schrijven de meeste boeken.
Maarten ‘t Hart had dat volgens mij jaren geleden al door en probeerde lezers om de tuin te leiden door in een vrolijk jurkje als Maartje ‘t Hart in praatprogramma’s op te duiken. Totale mislukking, ik vond het een vrouw van niks. Onlangs nog bleek een NRC-recensent boeken te hebben geschreven  onder een vrouwennaam. Wel handig, maar uiteindelijk kwam ook deze list uit.
Hoe dan de vrouwen op hun wenken te bedienen om mijn boeken aan de man (m/v) te brengen? Ik zie het niet zitten om met een legging op tv te verschijnen en mijn naam veranderen in Pamela Faber is me ook te drastisch. Maar gelukkig is dat ook niet nodig.
Laten we nog eens naar mijn boek kijken. Het thema, WK-finale 1974, lijkt op het eerste gezicht een typische mannen- aangelegenheid, zeker in aanmerking genomen dat ik een promotiefilmpje heb gemaakt met oud-international Johnny Rep. Maar ho, ho, dames, zo simpel is het niet. Mijn boek gaat over een onopgelost mysterie, een complot. Het gaat zeker niet over voetbal. Om het te lezen hoef je nooit op zondagavond met een bord op schoot te hebben gezeten om naar Studio Sport te kijken.    Nee, het boek gaat over bezeten mensen en speelt zich deels af in 1974. Weet je het nog, autoloze zondagen, de kleurentelevisie veroverde het land, de Volendamse Cats waren megapopulair en een jonge Patricia Paay zong reclameliedjes over SKOL international bier.
Het boek begint met de vermissing van journaliste Vivian Schuilenburg. Mijn hoofdpersoon, sportjournalist Bob Laroo gaat met Schuilenburgs partner Estelle op zoek naar haar. En ontdekt dat Vivian een complot op het spoor was rond het WK 1974. Dat plaatst hem bovenaan de dodenlijst van een man die ten koste van alles wil voorkomen dat dat complot uitkomt.
Kortom, geen paniek. Ik kan zelf geen reden bedenken waarom een vrouw dit boek links moet laten liggen. En mocht je het toch geen aardig boek vinden, kun je ‘m altijd aan je vriend/man geven. Ook niks mis mee!

Pim Faber


Debuut

Ik ben al heel vroeg in mijn leven met schrijven begonnen. Dat komt waarschijnlijk omdat ik ook heel vroeg ben begonnen met lezen. Ik was drie jaar oud en vreselijk eigenwijs en ongeduldig, dus leerde ik snel lezen om maar niet meer op ouders te hoeven wachten die mij zouden voorlezen! Omdat mijn grootste hobby destijds astronomie was, had ik al snel een favoriet genre: SF. Mijn eerste boek, dat ik schreef op tienjarige leeftijd, was dan ook een spannend verhaal over een neergestorte UFO en vier meisjes die de aliens moesten helpen bij het bestrijden van hun vijanden.
Ik heb het boek op de typemachine geschreven en daar mezelf voor leren typen, met angst en beven de tipp-ex gebruikt op verkeerd getypte stukjes (omdat iemand op school had gezegd dat tipp-ex giftig was en je van de geur stoned kon worden!) en uiteindelijk het 35 pagina’s tellende verhaal ingebonden en van een kartonnen kaft met illustratie voorzien. Daarna ben ik niet meer gestopt met schrijven. Ik las en schreef veel science-fiction, detectives, romantiek en fantasy. Ik had talloze ideeën, maar gek genoeg had ik nooit het idee dat ik mijn verhalen uit zou moeten geven. Ik schreef voor mezelf, niet voor een publiek.
Dit veranderde in 2010: toen was ik zo enthousiast bezig met het schrijven van een paranormale liefdesroman dat ik plotseling vond dat ik moest proberen er een uitgever voor te vinden. Zo gezegd, zo gedaan, en zo kwam ik bij Ellessy terecht. Omdat er nog geen enkele mystieke liefdesroman in hun fonds zat (sterker nog, in heel Nederland is nog nooit een ‘paranormal romance’-boek van een Nederlandse schrijver door een uitgever gepubliceerd – het zijn altijd vertalingen), raadde Larry mij aan om eerst een liefdesroman zonder hocus-pocus te schrijven en hem daarmee tegemoet te komen. Dat is mijn debuutroman ‘Back to School!’ geworden: een boek dat een liefdesverhaal en een detective-verhaal combineert. Nu op naar volgend jaar, waarin ‘Schaduw van de Tijd’ op stapel staat, mijn paranormal romance-debuut!

Jen Minkman


Recensies, wat moet je er mee?

De definitieve versie van mijn manscript is klaar. Connie, mijn redactrice, heeft mijn soms kreupele Nederlands omgezet in vloeiende zinnen en ik heb de hiaten en ongerijmdheden gecorrigeerd waarop ze mij discreet, maar beslist heeft gewezen – ongeveer zoals iemand je erop wijst dat je gulp openstaat.

Het manscript gaat een boek worden. Maanden later ligt het in de winkel.
Dan komen de reacties. Van vrienden en kennissen (meestal positief, soms tussen de regels ietwat negatief. “Ik vond het niet helemaal zo spannend als je vorige.”) Van de recensenten. Professionele lezers, aan hun oordeel moet je waarde hechten. Je kunt er niet omheen, zou je zeggen. Jammer genoeg verschillen ze nogal. Plussen en minnen, vaak zelfs in dezelfde recensie. De plussen geven een kortstondig hoera-gevoel, zoals wanneer je favoriete club heeft gescoord. De minnen tellen zwaarder. Die blijven hangen. Een vrouwelijke hoofdpersoon. Ligt mij blijkbaar niet. “Nooit meer doen.” Te veel Bossche bollen. “Scheelt een ster”. Te veel schuttingwoorden. Maar ja, hoe maak je een crimineel geloofwaardig als hij alleen maar “Verhip, nog an toe” mag zeggen? Een enkele keer ziet de recensent een belangrijk stukje plotinformatie over het hoofd. Te snel gelezen, nog maar net de deadline gehaald. Maar wel een mindere recensie in de krant.
Wat moet je er mee? Voor de verkoop maakt het niet zoveel uit, slechts 22% koopt een boek omdat hij of zij een goede recensie heeft gelezen. Niks van aantrekken dan maar?
Intussen ben ik al lang weer bezig met een nieuw verhaal. Toch blijven de minnen door mijn hoofd spoken. Dus een mannelijke hoofdpersoon en geen Bossche bollen. Schuttingwoorden? Tja, die horen gewoon bij mijn verhalen. Plotinformatie met vette  hoofdletters?  Of “PAS OP” in de kantlijn? Toch maar niet, er zijn grenzen. Zelfs aan de invloed van recensies.

Herman Vemde


Zonder lezen geen schrijven

Als jong meisje droomde ik er al van om schrijver te worden. Niets leek me leuker dan je eigen fantasie aan het papier toe te vertrouwen en dat aan andere mensen te laten lezen. Mijn opstellen kregen goede punten van de meester, en daar bleef het eigenlijk bij. Een kleine 12 jaar geleden pakte ik die droom weer op en nu, zo’n 40 jaar later kan ik wel zeggen dat mijn droom werkelijkheid is geworden. Over een paar dagen komt zelfs mijn 10de ‘nieuwe’ roman uit. Een feestje waardig.
Als mensen aan mij vragen wat er zo leuk is aan schrijven geef ik steevast als antwoord: Wat is er leuker dan in je hoofd weg te dromen naar een plaats die je zelf gecreëerd hebt, met mensen die jij geschapen hebt. Je laat hen dingen doen die jij bedacht hebt in een verhaal dat je helemaal naar je eigen hand kunt zetten. Als je die fantasie ook nog eens op papier kunt zetten in een zodanige stijl dat andere mensen er ook van genieten. Nou, dat is toch de ultieme pluim die je kunt krijgen als creator?
Uiteraard is lezen mijn eerste grote hobby en passie. Zonder lezen zou ik vast niet kunnen schrijven. Lezen is voor mij hetzelfde als naar een goede film kijken, alleen heb je in een boek de macht je eigen smaak aan de personages toe te voegen. Zo ook met de setting waarin het verhaal zich afspeelt. Een schrijver kan zeer kleurrijk de omgeving beschrijven die vervolgens in jouw hoofd vorm krijgt. Of hij laat de beschrijving en invulling helemaal aan de lezer over, met slechts wat summiere aanwijzingen. Ik geniet van beiden en van zeer verschillende genres. Het liefst Nederlandse auteurs die toch weer heel anders schrijven dan onze buitenlandse collega’s.

Jose Vriens


Jong?

Ik ben zesentwintig en heb al een berg boeken op mijn naam staan: vier romans, vijf WWW-boekjes, een vertaling en meer dan twintig doktersromannetjes. In de toekomst gaan er nog meer boeken van me verschijnen, want ik heb genoeg leuke ideeën die ik wil uitwerken. Eén van de dingen die ik dan ook geregeld te horen krijg is: ‘Je bent nog zo jong, hoe krijg je dat voor elkaar?’
Een moeilijke vraag, want inderdaad: hoe heb ik het voor elkaar gekregen? Ik denk dat ik het te danken heb aan veel doorzettingsvermogen én geluk. Al op de basisschool wist ik dat ik schrijfster wilde worden en mensen verklaarden me voor gek: ‘dat is heel moeilijk. De kans is groot dat je niet zult worden uitgegeven.’ Op de één of andere manier heb ik deze uitspraken gebruikt om te laten zien dat het wel kan. Ik heb altijd iets gedaan met kritiek dat ik kreeg. Ook lees ik veel boeken en dat doe ik niet alleen omdat het ontspannend is, ik hoop ook te blijven leren en mezelf te blijven ontwikkelen.
Laat je niet gek maken als iemand zegt dat iets niet kan. Geloof vooral in jezelf. Je zult er misschien hard voor moeten werken en waarschijnlijk zullen er mensen zijn die zelfs na al je harde werk aan je twijfelen. Het is echter jouw leven. Wil jij iets? Go for it. Wat heb je te verliezen?

Suzanne Peters


Liefde, veel liefde

Schrikken was het woord niet, maar het duurde even voor Lia en ik het woord hadden gevonden dat wel op zijn plaats was. Opkijken, daar hielden we het uiteindelijk maar op. We keken op toen we de najaarsfondslijst van Ellessy bekeken. Wat een liefde bij één uitgeverij, het leek bijna te veel.
En we droegen er nog aan bij ook.
Het eerste boek dat in de lijst te zien was: Zusjesliefde van Lia Peters.
Peters?
Daar hadden ze er bij Ellessy nog een van: Suzanne Peters. En die deed ook al aan liefde. Zomerliefde nog wel. Dan heb je lef in een zomer waarin alle vakantiegangers tot de enkels in het water stonden.
Lia zei: ‘Is het niet een beetje te veel van het goede? En geloven de lezers het nog wel?’
Ik twijfelde ook een beetje. Onze dochter heet Suzanne en als ik naar het omslag van Zomerliefde keek zag ik haar gezicht voor me. (Suzanne Peters, wil je alsjeblieft zorgen voor lang blond haar en een blije blik?)
Ik heb de baas van Ellessy meteen een mailtje gestuurd in de geest van: ‘Larry, we hebben voor Lia Peters gekozen omdat het de logische naam is als je Lia Krijnen en Peter de Zwaan verbindt, maar als je vindt dat er te veel Petersen gaan rondlopen dan bedenken we wel iets anders. Hetzelfde geldt voor Liefde, want hoeveel liefde kan een mens aan.’
Zijn antwoord heb ik niet meer beschikbaar, maar het kwam neer op: hoe meer Peters’ hoe meer vreugd en liefde kan er niet genoeg zijn.
Hij had natuurlijk groot gelijk, er wordt heel wat afgesomberd in dit land dus laten we blij zijn dat er soms wat opgewektheid tegenover wordt gesteld. Het is bovendien een weerspiegeling van het karakter van Larry; ik ken hem al heel wat jaren en ik heb hem nooit chagrijnig gezien.
Ellessy, de liefste uitgeverij van Nederland.
Nu nog even zorgen dat alle lezers dat ook door krijgen. (oktober 2011)

Peter de Zwaan


Simpel

Law & order was uit. Mijn favoriete televisieserie. Maar ik wilde nog niet naar bed. Handig, zo’n afstandsbediening. Lekker lui op de bank langs alle zenders. Opeens zag ik iemand die ik ken en ik zat meteen rechtovereind. Dat kon toch niet? Iemand op televisie die ik ken? Het stomme was dat ik hem niet eens zo snel kon plaatsen. Waar kende ik hem van? Tot de kerk in mijn eigen dorp in beeld kwam. De koster. Ja, die kende ik inderdaad. Maar die verwacht je toch niet op televisie? Die hoort in de kerk!
Mijn aandacht was getrokken, logisch, want wat moest die man daar? Het bleek een uitzending van de Rijdende rechter te zijn. De koster had er niets mee te maken, maar woonde wel naast de ruziënde partijen. Vandaar. Ruzie om een parkeerplaats. Hups, de rechter erbij!
Om eerlijk te zijn weet ik niet eens meer hoe het afliep. Mijn hersens draaiden plotseling op volle toeren. Wat zou ik doen als ik buren had die me dwarszaten? Ook de rechter erbij halen? De politie? Zelf trammelant schoppen? Hun tuin vernielen? Spijkers voor de garagedeur strooien? Of bloemen en een fles wijn brengen?
Hoe voel je je eigenlijk als je vervelende buren hebt? Als je niet met ze kunt praten en niet tot hen kunt doordringen? Kwaad? Machteloos? Gestrest? Ga je verhuizen vanwege je buren of zet je een schutting van drie meter hoog zodat je ze nooit meer ziet?
Het is een gewoon onderwerp. Veel mensen hebben weleens een akkefietje met hun buren gehad. Trompetles en natuurlijk moet er thuis geoefend worden en natuurlijk precies als jij een middagdutje doe. Of een dove buurman die de televisie zo hard zet, dat je je eigen gedachten niet meer kunt horen. Of een struik van de buren die zo groot wordt dat er van jouw tuin weinig overblijft. Genoeg te bedenken, want er gebeurt genoeg. Maar de vraag bleef voor mij: hoe zou ik reageren?
En kijk, zo ontstond er een boek. Een boek over bijzonder vervelende buren. Ik heb het manuscript vandaag ingeleverd bij de uitgever en als hij het goedkeurt, komt het volgend voorjaar uit.

Een onderwerp zoeken voor een nieuw boek? Tja, zo simpel is dat dus.

Hetty Luiten


Inspiratie

Als ik dan zeg: “Goed naar mensen kijken”, is dat als antwoord meestal niet genoeg.Een van de vragen die ik regelmatig gesteld krijg (buiten de vraag: “Wanneer verschijnt je boek in het Duits?”) is: “Waar komen de ideeën voor je verhalen vandaan?”

In mijn romans gaat het om hele gewone mensen die ineens iets meemaken, waardoor het voor de lezer misschien interessant wordt om eens een poosje met hen mee te kijken. Hele gewone mensen heb ik ook om mij heen; het kan zomaar zijn dat iemand in mijn omgeving iets zegt waardoor het in mijn hoofd gaat malen en ik zo snel mogelijk iets waarmee ik kan schrijven te pakken moet zien te krijgen. Natuurlijk komt het voor dat erna het opschrijven van die zin of scène, niets leuks meer gebeurt met mijn, voor dat eerste moment, grandioze idee. Het kan ook zijn dat ik een jaar later die zin weer onder ogen krijg en dan pas begin te schrijven en achter elkaar doorga. Dat is ook de reden dat, wanneer ik iets hoor of zie waarvan ik ook maar één seconde denk dat het een nieuwe roman of een stukje in een al begonnen verhaal kan opleveren, ik dat heel serieus moet nemen. Overal neem ik blocks en pennen mee naartoe en anders lukt het met servetjes, onderzetters en eventueel mijn telefoon. (maar dat is ernstig omslachtig en dan kan het gebeuren dat het idee me tijdens het invoeren ontglipt)
Het gebeurt dat ik iemand ergens zie en dat hij of zij dan de hoofdrol krijgt in een verhaal dat plotseling uit het niets tevoorschijn komt. Het komt ook weleens voor dat ik wakker word met het gevoel dat ik moet gaan schrijven. En één keer is het me zelfs gelukt om vanuit die toestand een verhaal neer te zetten, dat ik dan in de grove versie binnen een maand af had. Dat was erg leuk, maar wel uniek, want over het algemeen heb ik lang nodig om verhalen te schrijven. Discipline is niet mijn sterkste kant; ik raak snel afgeleid. Die afleiding komt ook vaak door andere, ooit eens eerder begonnen verhalen of juist door die nieuwe ideeën. Meestal ben ik met meer verhalen tegelijk bezig en ik ben zelf vaak verrast dat er weleens iets uitkomt dat goed genoeg is om te worden gepubliceerd. Ik ga niet vertellen over de ingevingen die voor mijn inmiddels verschenen drie boeken en het boek “Muziek voor Eva” dat in het najaar van 2011 zal verschijnen, hebben gezorgd, maar de inspiratiebronnen zijn hierboven wel beschreven.

Bianca van Strien


De overkant

Als ik naar de overkant kijk, naar een huis zoals het mijne, zie ik dat de gordijnen dicht zijn. En, nu ik er eigenlijk eens echt op let, lijken ze me nog nooit te zijn geopend, in ieder geval niet sinds ik hier woon. Door een bessenstruik en een aantal hoge varens heen, kijk ik, of tuur ik naar een teken van leven.
‘Wat zou er achter die gordijnen zijn gebeurd, of wat is er gaande?’ vraag ik me hardop af. Ik loop even naar de keuken, schenk me een derde kop koffie in en ga weer voor mijn raam staan. Er fietsen kinderen door de straat op weg naar school, het is ochtend en het begint te miezeren. Andere buren stappen links en rechts en ook aan de overkant in hun auto’s op weg naar baan of baas.
Een zwarte kat zit op een bankje in de tuin te wachten op lekkere vogeltjes die vanuit de bessenstruik naar het zaadballetje aan een touwtje lonken, maar nog niet durven. Ze verzamelen moed. Ik ook verzamel moed, giet de laatste slok koffie in mijn keelgat, pak mijn huissleutel, stap naar buiten en loop regelrecht naar het sinistere huis met de eeuwig gesloten gordijnen. Mijn hart klopt, een andere buurman groet me, maar ik hoor hem niet als zijn lippen bewegen. Een paar druppels vallen op mijn kalende hoofd, een paraplu heb ik niet meegenomen.
De bel, zo’n ouderwetse trekbel, laat ergens in de verte een schel gerinkel horen. Ik leg mijn oor te luister tegen het verdroogde hout van de voordeur. Er brandt een licht in de gang. Nog hoor ik niets. Zo sta ik daar een minuut of zo. Ik bel of eigenlijk, trek nog eens. ‘Het klingelt in de bergen,’ denk ik.
Net als ik om wil draaien om terug te lopen naar mijn eigen knusheid, wordt de deur met een sterke hand ineens opengetrokken. Een paar donkere ogen staren mij aan. ‘Wie ben jij?’ hoor ik.
Geschrokken hijg ik, mijn hartslag verdubbelt, ik stamel: ‘De buurman van de overkant.’
Meer wist ik op dat moment niet te vertellen. Een donkere hand, waar opeens het licht op valt, biedt zich aan. Een gezicht kan ik niet herkennen achter een dikke baard.
‘Jezus!’ zegt hij. ‘Aangenaam kennis te maken.’

Arend van Campen


Adoptie

Gisteravond had ik een gesprek met de filmmakers die op het lumineuze idee kwamen mijn romandebuut “Het lied van de Lijster” te verfilmen. De eerste stappen zijn al gezet. Er is een licentieovereenkomst met mij en de uitgever ondertekend waarin de rechten tot het vervaardigen van de film uit handen zijn gegeven. In een soort van roes onderging ik deze fantastische ontwikkelingen. Soms moest ik mezelf in mijn arm knijpen om er achter te komen of dit alles niet een droom is. Mijn romandebuut verfilmd, het zal toch niet waar zijn? Maar gisteravond werd weer eens nadrukkelijk bevestigd dat het de heren ernst is: Die film gaat er komen. Toch werd ik ook ontnuchterd. De plannen die Henri en John -respectievelijk regisseur en scriptschrijver- met mijn verhaal  voorhebben, wijken nogal af van mijn geesteskind. Oké, het plot blijft overeind, maar de volgorde van het verhaal en de effecten die daaraan worden toegevoegd, verschillen zo sterk van de oorsprong dat het mij bang te moede werd. Het voelde een beetje alsof ik mijn kind ter adoptie had aangeboden aan foute ouders. Maar nadat ik hierover tegenover de heren mijn onrust had uitgesproken wisten ze mij met de nodige schouderklopjes uiteindelijk weer gerust te stellen. “Maak je geen zorgen, Gerard”, zeiden ze bemoedigend. “Jouw kind is in goede handen.”

Gerard Nanne


Eigen boek

Een paar weken geleden stelde iemand me een originele vraag: “Lees jij je eigen boeken?”
Daar moest ik even over nadenken. Ik zeg altijd dat ik het soort boeken schrijf dat ik zelf graag lees, maar om eerlijk te zijn heb ik de gedrukte versie van mijn twee eerste romans nog niet gelezen. Ik  kan er gewoon geen zin in krijgen. Dat klinkt dom, maar toch is het waar. En ik weet ook hoe het komt. Het heeft te maken met het proces dat aan het daadwerkelijk drukken van een boek vooraf gaat.
Het schrijven van de ruwe versie van een verhaal is leuk. Omdat ik zelf zelden van tevoren weet waar het verhaal precies naar toe gaat, is het allemaal enorm boeiend.
De tweede ronde is ook nog wel leuk. Lezen, verbeteren, een paar dingetjes herschrijven. Dat is het moment waarop ik denk dat anderen het misschien ook wel leuk vinden om te lezen.
Maar dan…  Voor ik het naar de uitgever stuur, wil ik er zeker van zijn dat er niet te veel spel-, stijl- en consequentiefouten in staan. Dus gaat het naar mijn proeflezers. Ik heb er drie. Eén boekenwurm die vooral het verhaal leest en daar af en toe een opmerking over heeft; één die licht dyslectisch is, maar wel van lezen houdt en dus beoordeelt of het “lekker weg leest”; en één die Nederlands studeert en het een sport vindt mijn manuscript zo foutloos mogelijk de deur uit te laten gaan. Toevallig zijn deze proeflezers mijn volwassen dochters, dus het blijft  in de familie. Denk niet dat ze daarom te mild voor me zijn, ik word genadeloos afgerekend op domme fouten en heb voor mijn nog te verschijnen roman ‘Dilemma’ het eind moeten herschrijven omdat ze dat niet goed genoeg vonden.
Als ik hun opmerkingen verwerkt heb, gaat het manuscript heen en weer tussen de uitgever, de redactrice, de vormgever en mij, voor het uiteindelijk naar de drukker gaat. We corrigeren spelfoutjes, pakken stijlfouten aan en denken na over zinnen die anders, duidelijker of beter kunnen.
Op dat punt, als ik er dus zo’n zes, zeven, soms wel acht, negen of tien keer met de stofkam doorheen ben geweest, is het verhaal voor mij echt niet boeiend meer. Ik zie alleen nog maar woorden, letters en leestekens. Dat is het moment waarop ik het los moet laten, want anders corrigeer ik de ziel uit zo’n verhaal.
Het is nu ruim twee jaar geleden dat ‘Huis vol Verleden’ uitkwam en ‘Incognito’ staat er ook al een half jaar. Soms, als ik op zoek ben naar iets te lezen, kijk ik ernaar. Zal ik? Ik weet immers dat het leuke boeken zijn, verhalen die ik graag lees. Maar ik ben bang dat ik direct die stofkam weer beetpak en dat ik, ondanks enthousiaste reacties van mijn lezers, mijn eigen boeken niet leuk zal vinden.

Tot nu toe is het antwoord op de vraag of ik mijn eigen boeken lees dus “nee”. Misschien over een jaar of vijf?

Geertrude Verweij


Vr. zkt. br. in het nieuws

RTV Oost uitzending 28 april jl. naar aanleiding van het verschijnen van de roman Vr. zkt. br.

Na een lange autorit van anderhalf uur werd ik hartelijk ontvangen. De andere gasten waren een collegaschrijver en een eigenaar van een luxe camping. Mijn boek kreeg ruimschoots aandacht, maar wat de interviewers vooral fascineerde was mijn persoon zelf. Ze vroegen uitgebreid naar mijn motivatie m.b.t. deelname aan  Boer zoekt vrouw, het hele – tenenkrommende- televisiefragment lieten ze zien. Indringend eisten ze antwoorden die ik dapper pareerde. Ineens switchten ze: totaal onverwacht werd mijn muzikale carriere onder de loep genomen en mijn participatie aan een grote talentenjacht -die overigens geen succes was- werd overbelicht. Ik werd emotioneel geraakt, maar kon mij -let wel, volkomen onvoorbereid- rehabiliteren door een stuk uit Carmen te zingen, zonder enige vorm van begeleiding, alleen een stemvork in de aanslag. Als dat niet moedig is….

Met het tonen van emoties is niets mis en nog sterker is het als je kunt laten zien dat emoties kunnen toveren… Ik werd voor het blok gezet, nu kijk ik er met een goed gevoel op terug, een geslaagde exercitie, maar zonder mijn flinkheid had ik het zo niet klaargespeeld.

Neem hier een kijkje voor Hélènes optreden.

Hélène Vijver


Drie corners pinantie
Negentien april was een spannende dag voor elf schrijvers van spannende boeken. Hun jongste meesterwerk was uitverkoren uit een ongekend groot aantal inzendingen (111) voor de longlist van elf titels die op die dag ingedikt zou worden tot vijf kanshebbers voor de Gouden Strop. De bijeenkomst kreeg een extra feestelijk tintje want dit is het jubileumjaar van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs, de beroepsvereniging van thrillerauteurs die al vijfentwintig jaar samen met de CPNB en de sponsors de verkiezing van de beste oorspronkelijk Nederlandstalige misdaadroman van het jaar organiseert.

Ik was een van de vijf genomineerden die dat heuglijke feit al onder strikt embargo een paar dagen eerder mocht vernemen. Dus toog ik met mijn geliefde op die stralende dinsdag naar Den Haag waar we in het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) officieel zouden horen wie de vijf kanshebbers waren. Het was een persbijeenkomst die plaats vond in de schietbaan van het NFI. Een uiterst toepasselijke plek. Van de voorbereidingen heb ik helaas niets gemerkt, want de vijf/zes kanshebbers (een van de boeken is door een duo geschreven) zaten in een kamertje, elkaar ongemakkelijk aanstarend op het grote moment te wachten. Dus miste ik ook de korte inleidingen van forensisch experts (die, naar ik later hoorde heel vermakelijk waren) en de lovende woorden van de  juryvoorzitter over de vijf boeken. Maar uiteindelijk mochten we het podium op en vervolgens naar de wapenkamer waar een legertje fotografen met indrukwekkende camera’s klaar stond om het zestal auteurs, geforceerd grijnzend bij een open la met pistolen te kieken. Voor we zo’n pistool in handen mochten nemen keek de expert wapenkamer ze zorgvuldig na – stel je voor dat er nog een kogel in zat! – en toen mochten we met die lege wapens op de fotografen mikken. Ik dacht nog: wat zou het fantastisch zijn om met een luizig, vergeten kogeltje de grootste camera aan gruizels te schieten, maar hoe ik ook aan de trekker rukte: er kwam niks uit en dus dropen we allemaal ongedeerd af naar de enorme hal van het instituut waar de bijeenkomst werd afgesloten met hapje en drankje.
Mijn vijfde nominatie voor de Gouden Strop en met die voor de Diamanten Kogel uit 2009 mijn zesde in totaal. Vroeger was de ongeschreven wet bij het straatvoetbal: drie corners pinantie. Zal het dit keer dan echt lukken? Aan de warme woorden van mijn collega’s zal het zeker niet liggen. Hartelijk dank!